Bloed en honing: Ontmoetingen langs de grenzen van de Balkan

 

Omschrijf de Balkan eens, en gebruik wat het eerste in je opkomt. Gewoon, pak een stuk papier en maak een woordwolk. De begrippen die hoogstwaarschijnlijk bij de meeste mensen naar boven komen borrelen zijn etnische spanningen, politieke versnippering, etnonationalisme, ćevapi, koffie, rakija, kloosters, moskeeën, bergen, hartstocht, spannende muziek in moeilijke ritmes, dorpjes, bombardementen, Joegoslavië, Tito, oorlog en armoede.

Dit alles, of in ieder geval een groot deel daarvan, komt aan bod in het pas verschenen reisverslag Bloed en honing: ontmoetingen op de grenzen van de Balkan van de Nederlandse journalist Irene van der Linde en de fotograaf Nicole Segers. Het boek leest als een symfonie, een muziekstuk met enige majeur- maar vooral ook veel mineur akkoorden. Het vuistdikke, epische werk is daarom zeer geschikt als binnenreisboek tijdens de lockdown en de Kerst. Dankzij de subtiele schrijfstijl van Van der Linde en de indrukwekkende foto’s van Segers reis je mee van Zagreb in Kroatië naar Budva in Montenegro, via Bosnië, Servië, Kosovo, Noord-Macedonië en Albanië. Voor de Donau-lezer is deze reis bovendien een feest van herkenning. Je ruikt de rokerige cafés, je proeft het gekruide vlees en de koffie, en je hóórt de verhalen van talloze passanten, deelnemers, reizigers, uitbaters, veteranen, demonstranten, gidsen en schrijvers. Zij klinken soms larmoyant, dan weer vurig, meestal somber, vaak ook strijdbaar.

Het probleem met de opsomming aan het begin van dit stuk is dat beeldvorming van de Balkan hardnekkig is. De regio is zoveel meer dan alleen oorlog en ellende. Voor Nederlanders blijft veel daarvan verborgen onder dikke lagen Balkanclichés. Helaas.

Balkanclichés liggen echter al heel lang onder een vergrootglas. Het bestrijden van Balkanclichés is eigenlijk zélf al een beetje een Balkancliché geworden. Toen de Amerikaans-Bulgaarse Balkan-specialist Maria Todorova in 1997 het boek Imagining the Balkans publiceerde, bracht ze een revolutie in de Balkanstudies op gang, en een beweging van beeldvormingsvorsers. Todorova toonde aan dat Westerse reizigers met hun stereotypering een wij-zij-tegenstelling hadden gecreëerd, die ook politieke gevolgen had. West-Europa kon zichzelf als ‘beschaafd’ presenteren ten koste van de ‘barbaarse’ Balkan, waar de ‘wilden’ leefden.

Vanaf 1997 hebben veel Balkanologen in navolging van Todorova onderzoek gedaan naar Westerse reisverslagen. Driftig speurden ze naar ‘frames’ of zelfs ‘fantasmagorieën’ die Westerse schrijvers gebruikten om hun donkere, soms Freudiaans-onderbewuste fantasieën te projecteren op de Balkan. De ultieme kop-van-jut vonden zij in de Amerikaanse journalist Robert Kaplan, schrijver van Balkan Ghosts (1993), en de Britse schrijfster Rebecca West, die het monumentale reisboek Black Lamb and Grey Falcon (1941) schreef. Deze twintigste-eeuwse bestsellers hadden de Balkan, zo meenden zij, een duistere glans gegeven die doorwerkte in de popcultuur (Harry Potter! Voldemort in Albanië! Kuifje in Syldavië! Booswichten in Bordurië!) en de interventiepolitiek tijdens de Joegoslavische successieoorlogen aan het einde van de twintigste eeuw.

Zelf ben ik ook opgeleid tot balkanbeeldvormingsspeurhond dus ik hield mijn hart vast toen ik in de inleiding van Bloed en honing las dat Van der Linde en Segers besloten de Black Lamb en Grey Falcon achterna te reizen in de voetsporen van … Rebecca West.

Dat was niet nodig. Segers en Van der Linde reizen inderdaad West achterna, maar de Britse schrijfster is nergens dominant aanwezig. Bovendien, dit is een eenentwintigste-eeuwse reis, door een andere Balkan, in een ander Europa. Rebecca West schreef met veel sympathie en gevoel over de mensen die ze ontmoette in de jaren dertig in het koninkrijk Joegoslavië, maar ze kon het niet laten regelmatig een oordeel te vellen. Dat doen Van der Linde en Segers niet, ze laten dat over aan de mensen die ze ten tonele voeren. Slechts heel af en toe staat Van der Linde zichzelf een Rebecca-West-achtige observatie toe, zoals wanneer ze afdaalt in de Trepča-mijn in Kosovo en spreekt van het ‘binnenste van de Balkan, het hart van Kosovo’ (bingo, een fantasmagorie).

Als historicus was ik vooral gefascineerd door de interviews met Sead en Nihad, kleinzonen van de beroemde Sarajevose schrijver en onderzoeker Hamdija  Kreševljaković. Voor mijn onderzoek naar de Jong Bosniërs aan het begin van de twintigste eeuw heb ik veel van Kreševljaković gelezen, en nu ik zijn kleinzonen in Bloed en honing kon volgen in hun boekenkelder, voelde ik de aanwezigheid van de twintigste eeuw in alle gruwel en glorie. In de reportage zijn het de kleinzonen van Kreševljaković zelf die de oorlog in Bosnië uit de Balkan halen, en op Europa betrekken: ‘De oorlog ging om het Europese gedachtegoed. Voor mij betekende vechten voor Bosnië vechten voor het idee van Europa.’

Het zijn kleine speldenprikjes in het boek, of veelbetekende kruimels, die leiden naar een epiloog over Europa. Maar daarover later meer. Voordat de lezer aankomt bij de epiloog wordt die namelijk eerst honderden pagina’s lang door bergen en dalen gegidst, als in een rammelende bus (oppassen nu met de clichés…). De reist voert langs steden en dorpen, passen en meren, cafés, mijnschachten en huiskamers. Dankzij de trage, fijnzinnige verslaglegging in woord en beeld krijgt de lezer een gelaagder en kleurrijker beeld van de Balkan dan wat de woordwolk van eerste associaties bevat. De in het boek opgevoerde mensen zijn niet allemaal zo geleerd en intellectueel als de gebroeders Kreševljaković, en dat is een zegen. Het zijn juist de gewone stervelingen in de Albanees-Servisch-Montenegrijns-Kosovaars-Noord-Macedonische grenszone die de problemen in deze samenlevingen invoelbaar maken. De individuen verlangen naar Europa, naar Turkije, naar Albanië – altijd liggen hun dromen elders. Het zijn de geïnterviewden die uitzoomen en verklaren, niet de auteurs.

Minstens zo belangrijk als de tekst zijn de foto’s van Nicole Segers, die een soepele dans aangaan met de tekst. Visueel overstijgt dit boek alle andere boeken die ik ooit over de Balkan heb gelezen: dan weer zijn de teksten in het groot afgedrukt, dan weer in het klein, soms staan losse woorden of zinnen in lege ruimtes, de foto’s worden afgewisseld met lege pagina’s, waardoor lucht ontstaat en ruimte voor eigen reflectie. Soms voelt het alsof je het boek leest in 3-D (en dan heb ik het niet over de dikte, die inderdaad aanzienlijk is).

Hoewel de beschrijving van menig ontmoeting een glimlach teweegbrengt, schetst het boek toch een somber beeld van de Balkan. Meer dan tien jaar hebben Van der Linde en Segers aan dit boek gewerkt, en dat zie je. Regelmatig keren ze terug bij protagonisten die ze eerder al hebben ontmoet en zo kunnen ze de situatie vergelijken. Wanneer we Van der Linde’s beschrijvingen volgen, dan blijkt dat de geïnterviewde mensen van jaren terug hun speelsheid hebben verloren, en ernstiger en droeviger zijn geworden. Het valt te prijzen dat de makers zelf nog hoop vinden in bijvoorbeeld grassrootsdemonstraties in Kosovo, of sprankjes ondernemerszin in Tirana of Sarajevo, maar in de stemmen die aan het woord komen klinkt veel bitterheid en gelaten nostalgie door.

Zo biedt Bloed en honing ondanks de universele thema’s, de grootse opzet en de historische verwijzingen eigenlijk ook een actuele inkijk in de wachtkamer van de EU, waar het moeilijk toeven is. Rond de eeuwwisseling was er nog hoop (want echt slechter kon het toen niet gaan). Daarna boden de liberale dromen van de EU-uitbreiding enige toekomst, die teniet werd gedaan door de economische crisis van 2008. Sinds 2010 kachelen de landen van voormalig Joegoslavië enorm achteruit: economisch, sociaal, politiek en demografisch. Massale emigratie heeft geleid tot een braindrain en de mondiale populistische golf heeft de Balkan niet overgeslagen. Nationalisme groeit, net als de armoede. Buitenlandse investeringen zijn mager, en de multinationals die toch zaken doen met de landen brengen weinig goeds. Etnische politiek is een probleem in het enorm complexe politieke systeem van Bosnië-Hercegovina, en wat betreft gezondheid kampen mensen in de hele regio met zeer ernstige lucht- en watervervuiling.

Dat het bergafwaarts gaat met de Balkan zou ons terug kunnen brengen bij de Balkanclichés aan het begin van dit stuk, ware het niet dat Van der Linde en Segers in de epiloog uiteindelijk kiezen voor een pan-Europees perspectief. Dat werkt uitstekend. Het boek krijgt een interessante en naar mijn mening goede wending als de vermeende ‘Balkanclichés’ worden aangewend om héél Europa te duiden. Europa heeft immers als geheel te maken met versnippering, etnische spanningen, etnonationalisme, religieuze verschillen, (zogenaamd) sterke leiders, oorlog en armoede. De vier crises – de eurocrisis, vluchtelingencrisis, Oekraïne-crisis en Brexit-crisis – staan op het moment in de schaduw van de coronacrisis, maar zijn nog allerminst in vrede en naar ieders tevredenheid opgelost.  Europa, inclusief de Balkan, lijkt zélf achteruit te kachelen. Er valt natuurlijk ook wel weer iets op af te dingen om het sombere Balkanistische zelfbeeld op heel Europa te plakken, maar het levert in ieder geval een spannend en prikkelend einde van een heel mooi en interessant boek.

Met Bloed en honing hebben Van der Linde en Segers een drieluik afgerond over grenzen. Het eerste boek ging over de nieuwe oostgrenzen van de EU na de toetredingen van 2004. Het tweede boek ging over de grenzen tussen Europa en Azië in Istanbul, stad aan de Bosporus. Dit is het derde boek. Uiteraard is het aan de auteurs zelf om te besluiten wat ze gaan doen, maar ik zou het toejuichen wanneer ze gaan kijken naar de opdoemende grenzen, van Groot Brittannië en Ierland tot Cyprus, van het Poolse platteland tot de Parijse voorsteden. Europa slecht geen grenzen meer, maar versterkt ze. Op de Balkan weten ze ervan.

Deze recensie verscheen eerder op de website van Donau – Tijdschrift over Zuidoost-Europa.