Over het oeuvre van Anton Valens (voor de Nederlandse Boekengids).

 

Voor De Nederlandse Boekengids schreef ik een bespreking van het gehele oeuvre van Anton Valens, inclusief zijn laatste boek Een wagon vol duivels.

****

De eerste noemenswaardige scène in Een wagon vol duivels, het laatste boek van wijlen Anton Valens, begint op een ‘grauwe, herfstige namiddag’, en de hoofdpersoon ‘lurkt aan een kop groene thee’. Hoe kan het ook anders? Eigenlijk spelen alle boeken in het oeuvre van deze in november 2021 overleden schrijver zich af in de herfst – ook als het winter of zomer is. Valens was de chroniqueur van mistroostige steden in de regen, waar enkel het lurken aan een kop groene thee of een sigaret verlichting bracht.

De hoofdpersoon in de postuum verschenen novelle is (zoals vaker bij Valens) een twijfelzuchtige, nerveuze jonge man. In de keuken drinkt hij thee met Stanley, een danser uit de periferie van de hoofdstedelijke kunstwereld. ‘Er viel een stilte. Ik staarde naar zijn handen, vingers. Zoals vaak eerder zag ik dat zijn r-wijs- en middelvinger de bovenste vingertoppen misten.’ Dan volgt, over meerdere pagina’s, een onnavolgbare dialoog over twee gekortwiekte vingers. Iets met een put en een ‘psychopaat’ en een ten dode opgeschreven hagedisje. En weer volgt een ‘lange stilte, waarin hij koortsachtig nadacht, getuige de zwalpende groeven in zijn voorhoofd.’ Het zijn scènes die iedere Valens-lezer zal herkennen: stroeve gesprekken vol prachtige, magistrale onzin.

Stanley (die van de verdwenen vingertoppen) blijkt aspiraties te hebben om als zanger op het podium te staan, en de ik-persoon wil hem daarin ondersteunen. Eén probleem: Stanley kan niet zingen. Toch weet hij zijn krakerige keelklanken theatraal te brengen, met armzwaaien en bravoure. In het verhaal komt het tot drie concertjes in een buurtcentrum-achtige broedplaats. De opkomst is mager, Stanley zingt maf en schor, en de hoofdpersoon probeert er nog iets van te maken door rond te gaan met HEMA-kerstkransjes en filterkoffie.

Een wagon vol duivels bevat alle ingrediënten voor een vintage-Valens: gefnuikte ambities van onzichtbare mensen; maffe situaties die doodnormaal aandoen (en vice-versa), gesprekken van mensen die langs elkaar heen praten en een hoofdpersoon die voortmoddert in een rommelig leven. Het is allemaal van een hilarische en ontroerende knulligheid, opgediend in een onnavolgbare stijl, met taalvondsten als ‘zwalpende groeven’ (zie boven), ‘tafelkout’, ‘labberkoelte’,  ‘stiltedal’ en zinnen die de wenkbrauwen doen fronzen: ‘De tijd doorliep een aberratieve fase van stolling.’

Valens’ boeken lijken een beproefd recept te volgen: een morsige outsider slaat de wereld ironisch (of sarcastisch) gade en gebruikt een eigen idioom. Reve, Brusselmans, Holman en een hele stoet aan epigonen hebben het al eens te meer voorgedaan. Maar Een wagon vol duivels is toch anders – eerlijker, minder cynisch, mysterieuzer. Ergens lees je dat de zingende antiheld Stanley mogelijk ‘geen baan had omdat hij bang was dat als hij wel een baan zou hebben, hij zijn werkgever zou vermoorden. Hij had geen vrouw of man, omdat hij bang was dat hij haar of hem in opwelling de keel zou doorsnijden. Hij had wel familie en vrienden, maar die meed hij vaak, om te voorkomen dat hij hen op zeer wrede wijze om het leven zou brengen. Huisdieren, zelfs planten, dito.’

Een terloopse opmerking. Valens verhalen lijken lichtvoetig en zijn bijzonder grappig, maar het is die subtiele duistere ondertoon die zijn oeuvre zo ongrijpbaar maakt – en zo onweerstaanbaar goed.

Lees de rest van het essay op de site van De Nederlandse Boekengids (kortom: neem een abonnement!).

Tags: