Over Hundejahre van Günther Grass (Docentencolumn Schrijversvakschool)

Vlak voor kerst las ik het boek Hundejahre uit, van Günther Grass. Een laat ik zeggen lange zit. Meermaals had ik het boek in de hoek gegooid, laten verstoffen en weer opgepakt. Gek werd ik van het oeverloze gebazel in barokke zinnen, de perspectiefwisselingen en het gerommel met taal, maar dan ontroerden sommige passages me weer tot tranen toe. Een onmogelijk boek. Nee, Hundejahre is geen aanrader, maar toch, maar toch…Met Hundejahre op schoot vroeg ik me af hoe Grass het had gedaan als student op de Schrijversvakschool. Niet best, denk ik – zeker niet in de eenentwintigste eeuw. Boeken en verhalen moeten een bepaalde puntigheid hebben, en een ‘frisse stijl’ is wat we willen. Lekker, vers, vlot, scherp. Wie de rode pen hanteert (en wie doet dat niet, als schrijver?) zal los kunnen gaan op het manuscript van Hundejahre. Ik kan me voorstellen hoe we in een les Grass (met zijn nicotinesnor, met zijn gedoofde Duitse pijp) de oren zouden wassen: dit is te lang en dat is te saai, en ach en wee, wat vertelt ons deze woordenbrij?

Nu wil het geval dat Grass in zijn eigen tijd met andere (beginnende) schrijvers bijeenkwam om nieuw werk te bespreken. Deze beruchte Gruppe 47 vormde een belangrijke springplank voor nieuwe literatuur in het naoorlogse (West-)Duitsland. Onder leiding van de dictatoriale leraar Hans Werner Richter lazen de schrijvers (veelal mannen, een enkele vrouw, onder wie Ingeborg Bachmann) elkaar voor uit hun werk. Daarna brak het intellectuele gekrakeel los, waarbij de auteur zelf moest zwijgen. Lijdzaam moest hij (meestal hij dus) luisteren naar het deconstrueren van de gepresenteerde, embryonale tekst.

In een interview uit 1978 vertelde Grass over de Gruppe 47: “De sfeer vond ik in het begin onaangenaam. Er waren daar mensen, vaak van mijn leeftijd, die op een verschrikkelijke acrobatische manier discussieerden. Als ze maar over iets wat hoorden, hadden ze er al en opinie over…”

Deze discussies in de Gruppe 47 staan niet los van de geschiedenis. De schrijvers suisde de oorlog nog na in hun oren, en in Duitsland hingen schaamte en schande als een loodgrijze wolk in de lucht. Toch denk ik vaak aan de Gruppe 47 als ik een discussie op de schrijversvakschool leid: hoe verhouden deze beginnende schrijvers zich tot elkaar, en wat leren ze van elkaar? Zit er een toekomstige Grass tussen, die een unieke, ondoorgrondelijke stijl ontwikkelt, in weerwil van of dankzij een ‘onaangename sfeer’ in de les?

Het bespreken van elkaars werk kan enorm helpen om dieper door te dringen tot de essentie van een tekst. Graag had ik met Grass in een les van de schrijversvakschool gezeten, dan had ik hem eindeloos doorgevraagd over die fenomenale, verwarrende, ergerniswekkende en boeiende tekst van Hundejahre. Goed, hij is dood, en de Gruppe 47 bestaat ook al sinds 1967 niet meer. Het bespreken van boeken is democratischer en oppervlakkiger en vindt (daarom) ook veel online plaats. En anders dan in de Gruppe 47 geven we op de Schrijversvakschool de auteur de ruimte om te reageren op kritiek. Maar toch. Het had me de luiken geopend.

Het is (uiteraard) een kwestie van smaak, maar zelf houd ik van literatuur die maar één brandende, essentiële vraag bij me oproept, en dat is de vraag die ik hardop stelde na het dichtklappen van de Steidl uitgave van Grass’ Hundejahre: Wat in hemelsnaam heb ik nu eigenlijk gelezen?

Daar, bij het uitlezen en bevragen van dat wat verwart, begint het schrijven.

 

De bovenstaande column verscheen op de website van de Schrijversvakschool.