08 May Cornelis Cruys en Peter de Grote: Een Hollandse Scheepsbouwer in Rusland
Ruslands opkomst als Europese grootmacht was grotendeels te danken aan de achttiende-eeuwse Hollandse scheepsbouwer Cornelis Cruys. De successen van zijn vloot bezorgden hem een plaats aan het hof van Peter de Grote. Maar de tsaar was een gevaarlijke vriend.
Wie tegenwoordig op een Russisch schip meevaart, zal zich verbazen over de vele Hollandse maritieme termen die over het water schallen: ankor, mast, sjtoerman, kabeljtow, botsman, sjkipper. Deze Hollandse invloed is terug te leiden op de bijzondere samenwerking tussen de Noors-Nederlandse admiraal Cornelis Cruys en de Russische tsaar Peter de Grote. Tijdens de Grote Noordse Oorlog (1700-1721) vochten Zweden en Rusland om de hegemonie over de Oostzee. De Republiek, traditioneel een vriend van Zweden, hield er rekening mee dat de Russen konden winnen. Dat kon grote gevolgen hebben, want er viel goed geld te verdienen in het oorlogsgebied. De handel op de Oostzee was voor de Republiek immers van oudsher de Moedernegotie: de basis van de Hollandse welvaart.
Zweden had goede betrekkingen met de Republiek. Dat die relaties ook maar relatief waren, en uiteindelijk vooral het financiële gewin dienden, ontdekte koning Karel de Twaalfde van Zweden toen hij van zijn militair leiders hoorde over de Russische vloot. Hij concludeerde verbitterd: ‘Aan een Moskovische vloot zagen zij [de Zweedse marineofficieren] niets Moskovisch dan de vlaggen. Zij vochten tegen een Hollandse vloot, onder Hollandse bevelhebbers en met Hollands bootsvolk bemand en stonden bloot aan Hollandse kogels, door Hollands buskruit gedreven.’ De tsaar fantaseerde over de ongekende mogelijkheden die zijn thuisland kon creëren met een vloot als die van de Hollanders.
De geschiedenis van die volledig verhollandste Russische vloot gaat terug tot in de vroege jeugd van tsaar Peter, die in Moskou in aanraking kwam met de daar woonachtige Europeanen. In de hoofdstad keerde de eigenzinnige troonopvolger zich af van de vervelende kerkelijke ceremoniën in het Kremlin en zwierf rond in de Duitse wijk, waar veelal protestantse handelaren en diplomaten uit Nederland, Duitsland en Engeland woonden. Daar leerde hij over Europa, waar – naar horen zeggen – meer rijkdom en beschaving was. Eenmaal tsaar, in 1689, besloot hij ‘zijn’ Rusland om te vormen naar Europees model. Hij fantaseerde over de ongekende mogelijkheden die zijn thuisland kon creëren met een vloot als die van de Hollanders. Hij besloot dat Rusland een zeemacht moest worden, net als de Republiek: groot, machtig, snel en wendbaar.
Een sleutelrol in de uitvoering van Peter de Grotes wensen speelde de Hollandse admiraal Cornelis Cruys. Van 1702 tot aan zijn dood in 1727 verbleef Cruys in Rusland. Hij liet schepen bouwen, dacht mee over de opzet van nieuwe havens en verspreidde zijn bruikbare maritieme kennis uit Holland. Cornelis Cruys werd ergens tussen 1655 en 1658 als Niels Olsen geboren in het Noorse Stavanger. Zijn vader Ole Gudfastersen was Noors, zijn moeder Ingeborg Nielsdatter Koch was half-Nederlands. Over zijn jeugd in Noorwegen is vrij weinig bekend, vooral ook omdat zijn aanvankelijke naam Olsen in Noorwegen zeer gangbaar was. Deze Cruys/Olsen duikt voor het eerst op in bronnen uit 1680, waaruit blijkt dat hij schipper was op een Nederlands koopvaardijschip. De Hollandse naam Cruys kreeg hij waarschijnlijk toen hij in Nederlandse dienst begon te werken en was een verwijzing naar het Kruiseiland voor de kust bij Stavanger.
Het was in die tijd niet opmerkelijk dat schippers uit heel Europa in Hollandse dienst traden. Vooral lieden uit zeevarende naties, zoals de Noren, trokken naar Amsterdam, dat in deze tijd gold als een metropool en financieel centrum. Overigens monsterden Scandinaviërs in Amsterdam ook aan bij de vloten uit hun thuislanden – in 1676 en 1677 werden Deense en Noorse matrozen in Amsterdam gerekruteerd om tegen de Zweden te vechten. Zelfs Nederlanders vochten voor de Scandinaviërs: Cornelis Tromp, bijvoorbeeld, was Deens opperbevelhebber tijdens de zogenoemde Schoonse Oorlog tegen Noorwegen. Cruys werkte in de periode 1680 tot 1696 als schipper voor Hollandse kooplieden en voer onder andere op Spanje en de Cariben. Mogelijk heeft hij zich ook nog een blauwe maandag beziggehouden met de slavenhandel van de West-Indische Compagnie (WIC). In 1696 besloot hij – wellicht voor zijn vrouw en kinderen – om langer in Amsterdam te blijven en zich in te zetten voor de scheepsbouw. Amper twee jaar later zou een geheimzinnige groep Russen de Republiek aandoen. Dit bezoek zou Cruys’ leven op een heel ander spoor zetten.
Pro-Russische lobby
In 1697 ontving de Republiek een Russische delegatie, bestaande uit 260 man. Onder hen bevond zich ook tsaar Peter de Grote zelf, die vermomd als de eenvoudige matroos Pjotr Michajlov zo min mogelijk op de voorgrond wilde treden. Niettemin werd de tsaar al snel ‘ontmaskerd’ en geheel tegen zijn bedoeling in met alle egards en plichtplegingen benaderd. In de Republiek wilde de tsaar genoeg kennis opdoen over scheepsbouw, havenbouw en maritieme bedrijfsvoering om in de komende jaren de Turken in de Zwarte Zee en de Zweden in de Oostzee te kunnen aanvallen en beconcurreren. Op het moment dat hij in de Republiek rondkeek, was zijn immense thuisland nog steeds afgesneden van de meest relevante zeeën. De enige haven van enige betekenis was het noordelijke Archangelsk, waar de zee echter de helft van het jaar bevroren was. In Amsterdam presenteerde de burgemeester en VOC-notabele Nicolaas Witsen speciaal voor het tsarenbezoek een spiegelgevecht op het IJ. De grandeur van de Hollandse scheepvaart had een grote aantrekkingskracht op de tsaar, en hij vroeg de admiraliteit om hulp en steun bij zijn zoektocht naar een Russische opening naar de zee.
De Republiek, in die tijd een grootmacht, had feitelijk niet veel belangstelling voor Rusland. De Staten-Generaal onderhielden goede betrekkingen zowel met de Zweedse koning als met de sultan in Istanbul, de twee zeevarende vijanden en concurrenten van de Russen. In de handel met de Oostzeesteden hadden de Hollanders het Russische tsarenrijk helemaal niet nodig. Desalniettemin ontstond er aan het einde van de zeventiende eeuw een pro-Russische lobby in Amsterdam, die ervoor pleitte om Rusland de ruimte in de Oostzee te gunnen ten koste van Zweden, dat in macht en kracht tanende was. Een belangrijke vertegenwoordiger van het aantrekken van de banden met het tsarenrijk was Nicolaas Witsen, de burgemeester van Amsterdam himself. Hollanders waren immers al zeer lang aanwezig in de Oostzee en zouden kunnen profiteren van het gigantische Russische achterland, dat zowel goederen opleverde als afzet genereerde. De Staten-Generaal hadden afgesproken met Zweden dat ze elkaar, als een van de landen aangevallen zou worden, militair zouden bijstaan. In feite schaarde de Republiek zich hiermee aan de kant van Zweden, maar de Amsterdamse kooplieden dreven lustig handel met de Zweedse aartsvijand Rusland. En die handel wilden zij ook nog graag uitbreiden. Terwijl de Staten-Generaal in Den Haag tegenstribbelden, wierf tsaar Peter, met hulp van Witsen, een grote hoeveelheid scheepsbouwers en zeelieden in de Amsterdamse haven.
Het maritieme talent Cornelis Cruys werd door Witsen naar voren geschoven om de grootse plannen van tsaar Peter te verwerkelijken, en dat proces enigszins – vanuit Hollands oogpunt – te coördineren. De maritieme opbouw van de Russische staat moest ook voor Amsterdam een investering in de toekomst worden. Hollanders waren immers al zeer lang aanwezig in de Oostzee en zouden kunnen profiteren van het gigantische Russische achterland, dat zowel goederen opleverde als afzet genereerde. Hoewel Cruys aanvankelijk niets voelde voor een aanstelling bij een vloot die nog helemaal van de grond af moest worden opgebouwd, stemde hij uiteindelijk toch in. Hij kon grof geld verdienen in Rusland, en bovendien werd Cruys verzekerd van bescherming van de tsaar, mocht hij in handen vallen van de vijand. Geld speelde voor de tsaar geen rol, hij wilde grandeur voor Rusland tegen elke prijs. Beide partijen tekenden het contract in 1698. Een paar jaar later trok Cruys met vrouw en kinderen, evenals een groot gevolg van Hollandse ingenieurs, bouwers en scheepslieden, naar Rusland.
Sint-Petersburg
In het tsarenrijk kreeg Cruys veel verantwoordelijkheid. Admiraals die vóór hem hadden gediend onder de tsaar kenden de zee en de scheepvaart alleen uit boekjes en ‘van horen zeggen’. Cruys was de eerste Russische admiraal met voldoende praktische ervaring. Aanvankelijk werd hij gestationeerd in het stadje Woronezj, waar een kleine werf schepen leverde aan de admiraliteit van de Zee van Azov, ten noorden van de Zwarte Zee. Hier was tsaar Peter in oorlog verwikkeld met de Turken. Cruys besloot moderne linieschepen te bouwen. Deze waren veel wendbaarder dan de galeischepen waarmee de Russische vloot aanvankelijk voer. Met de eerste door hem gemaakte boten bleek Rusland handiger op zee dan de Turkse vijand. De tsaar en de sultan kwamen in 1699 een wapenstilstand overeen. Cruys verplaatste zich naar de andere – even lastig gelegen – haven in het noorden: Archangelsk. De vraag naar mankracht en manschappen voor de bouw en het behoud van de vloot steeg. Er waren tot de komst van Cruys in Rusland bijna geen Russen werkzaam in de maritieme sector, en de honderden Hollanders op de werven moesten worden aangevuld. De Republiek wilde, met het oog op de handel, neutraal blijven in de gewapende conflicten tussen Russen en Zweden. Daarom vaardigden de Staten-Generaal in 1715 een wet uit waarin het Hollanders verboden werd om in buitenlandse krijgsdienst te werken. Cruys vond een oplossing door schepen vol Russen naar de Republiek te sturen en ze daar een matrozenopleiding te geven. Met de verworven kennis zouden de Russen dan terugkeren naar Archangelsk om de aanwezige Hollanders bij te staan. In feite had Cruys het probleem van de buitenlandse krijgsdienst omzeild door van Russen een soort Hollanders te maken. Een omslachtige methode, die echter goed uitpakte.
Tsaar Peters droom was zijn eigen stad aan de Oostzee, aan de monding van de rivier de Neva. Het moest de kroon worden op zijn gigantische moderniseringsproject. Vanuit die nieuwe stad zou hij een nieuw Rusland leiden. In het gedicht ‘De Bronzen Ruiter’ van de Russische dichter Poesjkin wordt het mooi gezegd:
‘En de tsaar dacht, hier zal een stad als bolwerk komen/ tegen de Zweed! Neemt u in acht/ Buurman ik zal uw hoogmoed tomen! Hier laat ons de natuur een voet/ Europawaarts! Aan zee en moet/ een raam geopend. Al wie hier aan/ de oever onder vreemde vlag/ zijn anker uit wil werpen mag/ als onze gast weids aan zwier gaan.’
In 1703 slaagde Peters vloot erin om de kust van de Oostzee te veroveren op de Zweden. Cruys was toen in de Republiek om nieuw personeel te werven, maar hoorde van de overwinning en schreef aan de tsaar:
‘Ik feliciteer uwe Majesteit over het gelukkig begin van deze veldtocht door het veroveren van drie Zweedse schepen, als ook het succes door de krijgslist voor de Neva. God almachtig wil al uwe Majesteits’ ondernemingen voorspoedig laten worden.’
Het was nodig dat de tsaar snel zou handelen om de Zweden op geen enkele wijze de mogelijkheid te geven zijn droom over een havenstad aan de Neva aan diggelen te slaan. Op advies van Cruys liet hij haastig een haven bouwen, en kantoren en ziekenhuizen voor de officieren van het leger. Tsaar Peter en Cruys vestigden op het eiland Kroonslot – tegenwoordig Kotlin – een strategisch fort, waarvandaan elk vijandig schip met kanonnen begroet werd. In 1704 vielen de Zweden geregeld aan, maar de kanonnen van Cruys beletten hun om verder te varen en de stad in aanbouw weg te vagen. Tsaar Peter had een hekel aan het in zijn ogen ‘achterlijke’ Moskou. Spoedig nadat Sint-Petersburg een stad genoemd kon worden, verhuisde hij de hele hofhouding naar de Oostzee, en daarmee rekende hij af met de traditie van het Moskovische Rusland. Hij wilde de personificatie worden van een nieuw Rusland, en Sint-Petersburg, zijn prestigeproject, diende dan ook vooral ter meerdere eer en glorie van hemzelf.
Verbanning
Dat Cruys een belangrijke rol speelde in de totstandkoming van zijn ambitieuze plan, besefte de tsaar zeker. De Nederlandse maritiem expert en de tsaar raakten bevriend. Cruys werd zelfs als getuige gevraagd bij het vorstelijke huwelijk met Catharina in 1712. Hoewel de Republiek nog steeds zo veel mogelijk neutraal probeerde te zijn, was er in 1711 een gezant gestuurd die de belangen van de Staten-Generaal behartigde. Na de vernietigende slag bij Poltava in 1709 leek Zweden de suprematie in de Oostzee te moeten afgeven aan Rusland. Voor Cruys betekenden de Russische successen dat hij werd aangesteld bij de Russische marine als vice-admiraal. Hij nam dus afscheid van de werven en werd weer werkzaam in het beroep waarmee hij als Noorse jongen was begonnen: schipper. Cruys had zich bewezen als een voortreffelijke ondernemer en organisator, maar hij was een matig militair. Als vice-admiraal behaalde hij enige successen, maar hij raakte ook in opspraak toen hij in 1712 en 1713 twee opmerkelijke fouten maakte. Eerst liet hij tijdens een achtervolging een aantal Zweedse schepen ‘lopen’. Daarna liep hij twee keer vast met zijn schip, waarna de Zweden konden ontsnappen. Het vastgelopen schip liet Cruys in brand steken, uit angst voor de terugkomst van de Zweden, die lading zouden kunnen stelen. De twee stuntelige acties toonden de beperkte kwaliteiten van Cruys als vice-admiraal, maar waren nog geen ramp voor de Russische vloot. Niettemin grepen Cruys’ tegenstanders aan het Russische hof hun kans om de bevoorrechte Hollander in een kwaad daglicht te stellen.
De Griekse graaf De Botsis, die voorheen de scepter zwaaide over de Russische galeischepen en jaloers was op de wendbare linieschepen van Cruys, deed zijn beklag bij de tsaar. Andere tegenstanders, onder wie blijkbaar ook de gezant van de Staten-Generaal Jacob de Bie, voegden zich bij de aanklagers van Cruys. Dit blijkt uit een brief die Cruys schreef aan de raadspensionaris in Den Haag, waarin hij vertelde dat hij voor de krijgsraad moest komen:
‘De allermoeilijkste en verdrietigste passage in mijn zestienjarige dienst is mij onverwacht en buiten verdienste een ongehoord proces aangedaan van Hare Hooge Moogende rissident de heer Jacobus de Bie.’
Hoewel Cruys veel krediet had opgebouwd bij de tsaar, vielen de twee klunzige acties bijzonder slecht. In 1715 liet tsaar Peter de vice-admiraal veroordelen tot de doodstraf. Kort erna werd de doodstraf omgezet in een verbanning naar Kazan, in het zuiden van de Russische steppe. Voor Cruys stortte de wereld in. Hij was uit Noorwegen naar Amsterdam gekomen om zich te ontwikkelen in de roemrijke Nederlandse handel. Als scheepsbouwer was hij terechtgekomen in Sint-Petersburg, en hij had de absolute top bereikt: hij was vice-admiraal en persoonlijk adviseur van de tsaar geworden. Het vooruitzicht om de laatste decennia van zijn leven in ballingschap te moeten slijten was een diepe val. Zo dacht de tsaar er één jaar later ook al over. In 1715 werd Cruys weer teruggehaald uit Kazan en in ere hersteld. Ook kreeg hij zijn officiersrangen terug. Tijdens de persoonlijke ontvangst bij de tsaar sprak Peter: ‘Ik ben niet meer boos’, waarop Cruys antwoordde: ‘Ik ook niet meer.’
Intrigantenspel
De vriendschap tussen de succesvolle vice-admiraal en de tsaar was niettemin blijvend geknakt. Hoe positief de tsaar ook over Cruys gedacht had, echt helemaal vertrouwde hij de Hollanders niet. Ook gezant Jacob de Bie kreeg het te verduren. De door de tsaar verstoten kroonprins Aleksej overleed in 1718 in de cel. Geruchten over een mogelijke moord door de tsaristische politie gaf De Bie door aan Den Haag, wat hem op een represaille kwam te staan. Als verrader – hoe haalde hij het in zijn hoofd om het gerucht te verspreiden dat de tsaar achter de dood van Aleksej had gezeten? – werd hij bij de tsaar op het matje geroepen en ondervraagd. Ondertussen werd zijn huis leeggehaald en in beslag genomen.
‘Tot heden de 25e juli ben ik nog ongemolesteerd gebleven,’ schreef hij naar de Republiek. Hij wist dus waartoe de tsaristische politie in staat was. Dat zowel Cruys als De Bie bij de tsaar in onmin was geraakt, toont de verschuivende verhouding tussen de Republiek en Rusland in die tijd. Tsaar Peter was ontevreden over de medewerking uit Amsterdam en Den Haag, en meende dat de Hollanders nog steeds een vuil intrigantenspel speelden op de Oostzee. Zij respecteerden zijn macht niet altijd en overal, wat voor hem gelijkstond aan verraad. Een kleine zeemacht was zijn land niet meer. Mede dankzij Cruys kon Rusland een vuist maken. En de tsaar kon daarmee woest op de Europese kaart slaan wanneer hij dat wilde. Cruys, met wie het allemaal begon, werd gepromoveerd tot admiraal. Hij werkte vooral bij het admiraliteitscollege en gaf invulling aan representatieve functies.
In 1714 schreef Cruys naar de Republiek:
‘Ik moet u berichten dat ik oud en gebrekkelijk word en met veel lichamelijke kwalen aangedaan, die mij tot deze zeer moeilijke dienst ter zee buiten staat stellen, waarom ik van harte wens ontslagen te worden.’
Die laatste wens werd niet vervuld. De tsaar wilde Cruys dichtbij houden. In de laatste jaren was het contact met de tsaar zeer wisselend. In februari dreigde hij in een brief aan Cruys:
‘Ik ben zeer ontstemd om te horen dat je het vlooteskader nog niet hebt voltooid. Wanneer dit zich in de toekomst weer voordoet, zul je je leven verliezen.’
Maar amper een paar maanden later schreef hij:
‘Ik ben erg geschrokken om te horen over je ziekte en ik wens dat God je gezondheid geeft.’
Cruys bleef in Rusland, min of meer gevangen, tot aan zijn dood in 1721. Zijn stoffelijk overschot werd naar de Republiek gebracht, waar hij werd begraven in Amsterdam. Ondanks alles moet de tsaar hebben ingezien dat Cruys, met al zijn kennis, ondernemingszin en organisatietalent, aan de wieg had gestaan van zijn nieuwe Rusland. Zonder Cruys had Peter nooit de oevers van de Oostzee bereikt. En daarmee ook nooit zijn droomproject – de bouw van Sint-Petersburg – kunnen bewerkstelligen.
Noor of Nederlander?
Historici in Noorwegen, Nederland en Rusland zijn het er niet over eens of Cornelis Cruys een Nederlander of Noor was. Vooral in de negentiende eeuw werd Cruys in de Nederlandse geschiedschrijving geclaimd als een van de jongens van stavast, waarop het vaderland trots moest zijn. Boeken over dit onderwerp lieten de details over de geboorte in Stavanger vaak volledig achterwege. Door de onduidelijke afkomst van Cruys zijn er verschillende mythes over ontstaan, niet zelden ontsproten aan de fantasie van amateurhistorici of genealogen die dezelfde achternaam hebben. Gezien de internationale functie van Amsterdam in de zeventiende eeuw is de vraag of Cruys een Noorse of Nederlandse identiteit had niet echt relevant. Cruys was in de eerste plaats vooral een sterke organisator met een avontuurlijke inborst, van het soort waarvan er veel rondliepen in de zeventiende-eeuwse Amsterdamse haven.