Europa: leven met verwarring

Essay bij het foto/kunstboek Shaky Ground: Traces of the Great War at the Ypres Salient van de Vlaamse fotograaf Peter Dekens. De foto’s van Dekens roepen verwarrende herinneringen op van leven en dood van de frontsoldaten in de Eerste Wereldoorlog.


De Europese eenheidsgedachte, althans de officiële zoals die wordt gecommuniceerd door de Europese Commissie, is onlosmakelijk verbonden met het einde van de Tweede Wereldoorlog. Het Stunde Null van 1945. De industrie lag in puin, veel steden waren vernietigd en de Europese samenlevingen moesten in het reine komen met de schuld en schaamte over de Holocaust. De pioniers van de Europese integratie waren het over één ding eens: Nooit meer oorlog.

Het is een krachtig en overtuigend beeld. Opgeruimd. Heel eenvoudig ook, bijna net zo eenvoudig als de American Dream. De Europese integratiegedachte ging voortaan als vanzelfsprekend uit van een helder contrast tussen verleden en heden. Het Europese (vooroorlogse) verleden was chauvinisme, kleingeestigheid, en oorlog Het Europese (naoorlogse) heden was multicultureel, kosmopolitisch, vredig en voorspoedig.

Maar eenvoud is bedrieglijk, en zo blijkt. Het koor van kritische politici, beleidsmakers en opiniemakers is groeiende. Zij, de critici en sceptici, komen van links en rechts en van Oost en West en hebben geen boodschap aan de naoorlogse taboes: Is Europa wel zo multicultureel, vredig en voorspoedig? En moet het zo zijn? En waarom wel, of waarom niet?

De Bulgaarse cultuurcriticus Ivan Krastev bemerkte in de inleiding van zijn pamflet After Europe dat er vele theorieën zijn over Europese integratie, maar geen enkele over Europese desintegratie: ‘The architects of the European project have fooled themselves into believing that avoiding mentioning the “D” word is a surefire way to prevent it from happening. For them, European integration was like a speed train – never stop and never look back.’

Inmiddels bekende ontwikkelingen en gebeurtenissen hebben het aloude contrast tussen het oude oorlogseuropa en het jonge vredeseuropa in een ander licht gesteld. Brexit, uiteraard, heeft bellen doen rinkelen, maar ook de populistische revolte in zowel West-Europa (Frankrijk, Nederland) als in Oost-Europa (Hongarije, Polen, Slowakije). Tevens morrelen mondiale grootmachten, zoals bijvoorbeeld Poetins Rusland en Xi’s China, aan de Europese eenheid. De vanzelfsprekendheid van dat aloude contrast is omgeslagen in neerslachtige twijfel. Er is zelfs angst. Sommige Europese landen, ook binnen de EU, overwegen de herinvoering van de dienstplicht. In drie EU-landen (Bulgarije, Slovenië, Griekenland) gelooft een meerderheid van de bevolking dat, wanneer in nood, niet de EU maar Rusland hen zal komen redden.

Er mag dan geen theorie bestaan voor Europese desintegratie, er zijn wel historische lessen. Die lessen brengen ons terug naar de eerste helft van de twintigste eeuw, nog vóór Stunde Null. Rond de eeuwwisseling, aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog, was Europa een groot, ook machtig continent van veelvolkerenrijken, waar grenzen poreus waren en waar een netwerk van sociaal en etnisch zeer diverse stedelijke samenlevingen een culturele Belle Epoque in stand hield. Het was ook een continent van onzekerheid, zelfoverschatting, en schreeuwerige arrogantie. En er gistte iets, iets onbestemds. Grootschalige modernisering en industrialisatie hadden de wereld binnenstebuiten gekeerd, de steden liepen vol met migranten (veelal uit arme buitengewesten en landelijke, onderontwikkelde gebieden), en fabelachtige wetenschappelijke ontwikkelingen maakten transport sneller, communicatie intensiever en productie efficiënter. Minderheden en vrouwen eisten hun rechten op, ook zij wilden deel uitmaken van de maatschappij.

Niet iedereen was hier blij mee. Zoveel ontwikkelingen, zoveel veranderingen: het deed de Europeanen duizelen. Als vanzelf ontstonden er politieke en sociale bewegingen die beloofden de verwarring weg te nemen, en ordening te brengen of terug te halen. Voor hen betekende de uitbraak van de Eerste Wereldoorlog in 1914 een kans. Sommige soldaten, maar vooral fantasierijke intellectuelen  en megalomane keizers geloofden dat de oorlog een einde zou maken aan de moderne verwarring, en Europa voorgoed zou ordenen.

De Eerste Wereldoorlog wordt beschouwd als een nationalistische oorlog. Dat is deels waar, maar het was ook een Europese oorlog in de zin dat iedere strijdende partij geloofde dat de eigen ordening goed zou zijn voor heel Europa. De clichématige ‘volkstypen’ speelden hierbij een grote rol. Duitsland meende dat de Duitse Kultur, de Romantiek van de Dichter und Denker, heel Europa zou genezen van de moderne verwarring. Frankrijk geloofde dat Europa snakte naar de Franse Civilisation, naar de Verlichting, naar Voltaire, Rousseau en de Franse ratio. Tsaristisch Rusland vocht voor een Slavisch-orthodox diepzinnig Europa, Groot-Brittannië voor een Brits-Liberaal Europa, met vrije handel, en zo voorts, en zo voorts.

Feitelijk wilden al deze grootmachten Europa overzichtelijk en eenduidig maken, maar dan wel volgens hun eigen idee van overzichtelijkheid en eenduidigheid.

De soldaten op het slagveld kwamen als eerste tot inzicht dat die eenduidigheid een groteske illusie was. Al na een paar maanden stonden de legers muurvast tegenover elkaar, in de loopgraven van België en Noord-Frankrijk. De fronten in Oost-Europa waren chaotischer en beweeglijker, maar ook daar hadden soldaten geen zicht op het grote plaatje. Vreemde, naamloze soldaten renden op hen af, ze maaiden ze neer met machinegeweren, en wat achterbleef was dood en verderf. Het enige dat overeind stond, was de ijzeren waarheid van geweld. Geweld, dat, dankzij de technologische vooruitgang, sneller, efficiënter, en productiever kon worden gepleegd.

De realiteit van de oorlog was dus gespeend van eenduidigheid.  Soldaten kropen in december 1914 zelfs uit de loopgraven om kerst te vieren met de tegenstanders. Gebroederlijk dronken de Duitse, Britse en Franse soldaten wijn en bier, en deelden hun chocolade. Ze voetbalden in het niemandsland, lachten, zongen en vloekten, alvorens ze terugkeerden naar de loopgraven om hun plicht, het neermaaien van de vijand, te hervatten.

Het is niet verrassend dat in die strijd de bossen het moesten ontgelden. Bomen staan in de weg, ze ontnemen het zicht, ja, het overzicht. Rap veranderden de Vlaamse heuvels aan het front in modderige, desolate  maanlandschappen met hier en daar een staakje hout. Maar ondanks de drassigheid bleven bomen wortelen. Natuur heeft lak aan menselijke eenduidigheid. Die groeit waar het groeit, en leeft waar leven mogelijk is. De foto’s in dit boek getuigen van die weerbarstigheid. Modder kruipt waar het wil. De door granaatvuur getroffen bomen groeiden door, soms nog heel lang, als een zwijgende getuige van de oorlog. Alleen de tijd, gevormd in die traag oprijzende bomen, kreeg overzicht over het slagveld.

Net zoals dat de Tweede Wereldoorlog, en daarmee de Europese eenheidsgedachte, verankerd is in oppervlakkige beelden, is dat ook het geval met de Grote Oorlog. Het zou een ‘zinloze’ oorlog zijn, een ‘eindeloze slachting’. Die filmische, populaire beelden van modderige zinloosheid zijn deels gestoeld op de historische werkelijkheid, maar gaan toch voorbij aan de complexiteit van die oorlog. Zinloos was het niet. Toevallig ook niet. Alles heeft een oorzaak.

De Eerste Wereldoorlog leert ons namelijk niet dat het ‘kwaad’ een gezicht heeft (zoals het in de Tweede Wereldoorlog dan toch veel vanzelfsprekender is), en als zodanig bestreden kan worden. Integendeel, de Eerste Wereldoorlog heeft geen gezicht en vraagt daarom meer van onze verbeelding. De ‘Grote Oorlog’ leert ons, ook honderd jaar later, dat grillige paniek over internationale verwarring, gezaaid door onkundige en onhandige, vaak labiele en ongeschikte bewindslieden en diplomaten, kan leiden tot de grootst mogelijke ellende, wanneer die wordt omgezet en geïnstrumentaliseerd in geweld. En dat dat geweld niet kan worden teruggedraaid, of teniet gedaan. Dat geweld geweld baart. En dat dat onnoemelijke trauma’s voortbrengt, die lang nagalmen.

Dit brengt ons bij deze tijd. In 2018 vinden veel Europeanen hun eigen leven en de wereld verwarrend. Opnieuw hebben technologische ontwikkelingen de media fundamenteel veranderd. In 1914 creëerde het nieuwe medium ‘krant’ een informatierevolutie, die de samenleving op zijn kop zette. Nu doen Social Media dat. Drommen migranten dienen zich aan, nota bene vooral in beeld, via die bovengenoemde media. Tenslotte zijn de internationale machtsverhoudingen multipolair geworden en dus buitengewoon complex. Wie is wiens vijand? Iran? Saoedi-Arabië? China? Noord-Korea? Politici beloven orde en eenduidigheid, thuis en op het wereldtoneel. De oplossingen zijn beperkt: hetzij terug in de natiestaat, hetzij voorwaarts in de Europese Unie.

Beide kampen, zowel de voor- als tegenstanders van de EU, zouden kunnen leren uit het verleden. Alleen de soldaten van de Eerste Wereldoorlog, zowel aan het Westelijke als aan het Oostelijke front, konden begrijpen dat het onmogelijk was om Europa ‘Duits’ of ‘Frans’ te maken, in de breedste zin van het woord. Zij stonden oog-in-oog met individuen, weliswaar ingelijfd in massale legers, maar toch: individuen, legers vol individuen. De soldaten in de Eerste Wereldoorlog zagen door het bos de bomen, ieder uniek, ieder anders. Net zoals dat Europa toen niet eenduidig kon worden gemaakt in de Duitse Kultur of de Franse Civilisation, is het gevaarlijk de EU nu in een mal te willen passen van hetzij het links-liberale, hetzij het rechts-conservatieve denken. Die Europa’s moeten naast elkaar kunnen bestaan, in dezelfde geestelijke en fysieke ruimte, in wat de Nederlandse politiek filosoof Luuk van Middelaar ‘Binding Dissensus’ noemt. Ordentelijk is het niet, en eenduidig evenmin, maar zolang tegenstellingen niet in geweld worden omgezet, kan dit verwarrende Europa voortleven. Mocht er dan toch iets typisch ‘Europees’ zijn, iets wat alle Europeanen zouden moeten herkennen, dan is het te leven met veelvormigheid, veelzijdigheid, contrasten en paradoxen, ofwel, te leren leven met verwarring.

De foto’s in dit bijzondere boek tonen hoe de Eerste Wereldoorlog geen eenduidigheid bracht, geen orde en vrede. Het toont daarentegen dat oorlog het besef brengt, eventueel de troost, van de universaliteit van menselijke emoties, zoals beklemming, radeloosheid en angst.

Het boek Shaky Ground: Traces of the Great War at the Ypres Salient van Peter Dekens is vanaf 21 september te koop.

Eriskay Connection | 112 pagina’s | € 35 (38,99 via Bol.com).

Foto uit het boek "Shaky Ground" - Copyright Peter Dekens

Foto uit het boek “Shaky Ground” – Copyright Peter Dekens