Stalin bedenkt het dokterscomplot (1953)

 

Op 13 januari 1953 verscheen op de voorpagina van Pravda, het staatsblad van de Sovjet-Unie en tevens spreekbuis van het Centrale Comité, een artikel met de kop: ‘Wrede spionnen en moordenaars verschuilen zich achter het masker van academische artsen.’

De tekst van het artikel was dreigend. Pravda vertelde op bombastische toon hoe een aantal artsen (die met naam en toenaam werden genoemd) jarenlang al in het geniep kopstukken uit de partij ombrachten, bijvoorbeeld door gif toe te dienen of bewust verkeerde diagnoses te stellen. Deze moordende artsen vormden de voorhoede van een ‘terroristische groep’ in dienst van de ‘slavendrijvende kannibalen’ van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Pravda wist ook te vermelden – terloops – dat de artsen in contact stonden met ‘joodse bourgeois-nationalisten’ en het ‘zionisme’.

Het volk kreeg de oproep deze ‘gifdokters’ te ‘pletten’, als ‘walgelijke reptielen’. Spoedig daarna verschenen veel meer artikelen over ‘moordenaars in het wit’, en niet alleen in Moskou, want ‘ze zaten overal.’ Bladen drukten antisemitische cartoons af die de haat uit tsaristische tijden deden herleven. Het artikel in Pravda  bleek, kortom, een verkapte uitnodiging tot pogroms.

 

 

Monsters in witte jassen

Dit artikel in Pravda was echter alleen maar de publieke presentatie van een gerucht dat al maanden, en zelfs jaren rondwaarde in de hoogste kringen van het Kremlin. Voor de artsen was het geen nieuws. Velen van hen zaten al sinds begin 1952 gevangen en ondergingen folteringen om te ‘bekennen’ over het  wijdvertakte joodse complot. Jakov Rapoport, een van de gearresteerde dokters, schreef later in zijn memoires hoe de vreselijkste geruchten al maanden van te voren angst en wantrouwen verspreidden: ‘De medische wereld werd niet alleen onder druk gezet, hij werd verpletterd. Toen het complot daadwerkelijk was ‘ontdekt’, op die 13de januari, groeide onder de bevolking een panische angst voor de ‘witte jassen’.

In de twee maanden na de publicatie in Pravda werden er in rap tempo concentratiekampen uit de grond gestampt in verafgelegen gebieden in Kazachstan, Irkoetsk en Komi. Het verhaal ging rond dat alle joden daarheen gedeporteerd zouden worden. De herinnering aan de Holocaust was nog heel vers. Sommigen stelden toen al de vraag (en vele historici na hen): werkte Stalin aan zijn eigen, naoorlogse, Sovjet-versie van de Endlösung?

Het dokterscomplot is de geschiedenis ingegaan als het ultieme bewijs van Stalins slechtheid. Hoe kon hij, zo kort na de Tweede Wereldoorlog, besluiten tot een reusachtige anti-Joodse campagne? Tegenwoordig weten we dat het dokterscomplot eigenlijk meer was dan alleen een anti-Joodse campagne. Achter het Pravda-artikel over de joodse ‘monsters’ in ‘witte jassen’ ging een wereld schuil van niet alleen de kronkels in het oude hoofd van Stalin, maar ook mondiale politieke spanningen, een machtsstrijd in de MGB (voorloper van de KGB) en aanstaande zuiveringen in de Centrale Comité.

Wie een complot wil doorgronden, of iemand die complotten verzint, moet niet chronologisch of lineair denken. Vandaag de dag weten we dat complotten lukraak worden samengesteld uit allerlei hele of halve feiten, verzinsels en waarheden die door alle tijdperken heen lopen: van Illuminati tot pedofielen en van ‘toevallige overlijdens’ tot beleidsplannen. Toch kan het helpen om de totstandkoming van het dokterscomplot stap voor stap te reconstrueren, van A naar B. Zo’n reconstructie maakte het ook mogelijk te doorgronden hoe Stalin het complot gebruikte om zijn vijanden te verzinnen en te vermorzelen, chaos te creëren, en op die manier zijn macht te verstevigen.

 

Koude Oorlog

De eerste context van waaruit het dokterscomplot kon groeien was de nieuwe Sovjetrealiteit na de Tweede Wereldoorlog. Stalin had, samen met de geallieerden, Hitler verslagen. Deze overwinning betekende niet alleen een triomf, maar ook een ideologisch omslagpunt. Door de ‘Grote Vaderlandse Oorlog’ had het socialistische internationalisme plaats gemaakt voor Russische patriottisme, en Stalin wilde van dat momentum gebruik maken. Samen met zijn mogelijke opvolger Andrej Zjdanov lanceerde hij een campagne tegen de ‘ongewortelde’ kosmopolieten. Voor de goede verstaander was het duidelijk op welke bevolkingsgroep Stalin doelde wanneer hij foeterde over de ‘kosmopolieten’. Sterker nog, tijdens de zogenaamde ‘anti-kosmopolitische’ actie van 1947-48 vielen in de propagandataal ‘kosmopolieten’ en ‘joden’ veelal samen – als synoniemen.

Deze cultureel-antisemitische campagnes kregen een meer politieke toon, toen in het Midden-Oosten de staat Israël werd opgericht. Stalin stond aanvankelijk welwillend tegenover Israël en hoopte de nieuwe staat te gebruiken om de Britse hegemonie in de regio te breken, maar al snel besefte hij dat hij dat kon vergeten. Alleen al om die reden ging Stalin met andere ogen kijken naar de joden in zijn eigen kringen, en in zijn land. Enthousiasme voor de staat Israël associeerde hij voortaan met imperialisme, Amerikaanse spionage en sabotage van de Sovjet-Unie. Nu Nazi-Duitsland verslagen was, keerde Stalin terug bij de nieuwe, oude vijand: het verderfelijke Amerika. Hij nam een positie in voor de volgende, anti-imperialistische oorlog. En bereidde zich voor.

Na de anti-kosmopolitische campagnes van 1947-48, die een giftige antisemitische ambiance hadden gecreëerd, begon het tweede bedrijf van het dokterscomplot. Hierin liet Stalin de populaire Joodse acteur en theatercriticus Solomon Michoëls vermoorden. Michoëls was in januari 1948 naar Minsk in Wit-Rusland gelokt, waar de MGB hem in een verafgelegen datsja om het leven bracht, waarschijnlijk met een injectie. ‘s Nachts bracht de MGB zijn ontzielde lichaam naar een donkere achterafsteeg. De agenten reden er nog eens overheen met een laadwagen, en verdwenen. Stalin zelf had de instructies voor deze enscenering gegeven, opdat de belangrijkste stem in de Joodse gemeenschap voortaan zou zwijgen. Stalins dochter Svetlana vertelde later in haar memoires hoe haar vader in zijn datsja in Koentsevo het nieuws uit Minsk ontving. ‘Een auto-ongeluk’, hoorde ze hem zeggen in de hoorn van de telefoon. ‘Ik herinner me zijn intonatie nog goed – het was geen vraag, maar een bevestiging…’

Na de moord op Michoëls begon Stalin met het ontrafelen en vernietigen van het Joodse Antifascistische Comité, waarvan de charismatische acteur voorzitter was geweest. Het Comité had tijdens de Tweede Wereldoorlog verschillende reizen georganiseerd naar de (toen nog geallieerde) Verenigde Staten en in het Verenigd Koninkrijk om aandacht te vragen voor de positie van Joden in de Sovjet-Unie, en dat was – in de context van de in 1948 nog jonge Koude Oorlog – zeer verdacht.

 

Vijfde Amerikaanse kolonne

In de herfst van datzelfde jaar kwam de Israëlische gezant Golda Meïr naar Moskou voor de viering van Joods nieuwjaar. Bij de grote synagoge stonden duizenden joden haar op te wachten. Polina Molotova, de joodse vrouw van Stalins rechterhand Vjatsjeslav Molotov, begroette Meïr in het Jiddisch. Stalin ontstak in grote woede over deze ‘demonstratie’ en had er geen twijfels meer over dat de joden een vijfde Amerikaanse colonne vormden, die tot diep in het Kremlin was doorgedrongen. Hij ging over tot de derde fase: de zuivering. Joden op belangrijke posities verloren hun banen, intellectuelen en dichters werden gearresteerd en gefolterd, en Stalin dwong Molotov te scheiden van zijn vrouw (zij, Polina, een chique lid van de Rode aristocratie, verdween in een strafkamp). Ook scheidde in hetzelfde jaar zijn dochter Svetlana van haar joodse man Joeri Morosov. Zelf beweerde ze later dat die scheiding niets te maken had met Stalins campagnes, maar dat lijkt onwaarschijnlijk. Niemand was veilig voor Stalin – ook zij niet, en zij wist het.

Na de dood van Michoëls vulde de beruchte Loebjanka-gevangenis zich met joodse intellectuelen. De MGB gebruikte het netwerk van het Antifascistische Comité om overal spionnen te vinden, zowel binnen en buiten de joodse gemeenschap. Dankzij ‘bekentenissen’ kwam Stalin bijvoorbeeld ter ore dat een autofabriek een gelukstelegram aan Michoëls had gestuurd, om hem te feliciteren met de stichting van de staat Israël. De managers van de fabriek werden voorgeleid en gestraft, en twee joodse journalisten die over de fabriek schreven geëxecuteerd. Tegen Nikita Chroestjov zei Stalin: ‘De goede werkers moeten stokken krijgen zodat ze aan het eind van de dag die joden in elkaar kunnen slaan.’

            In de Loebjanka-gevangenis had MGB-beul Michaïl Rjoemin ook de gerenommeerde joodse arts Jakov Ettinger onder handen genomen. Met bruut geweld had hij uit de broze Ettinger geslagen dat alle Joodse artsen van heel Moskou medeplichtig waren in Amerikaanse spionage. MGB-baas Viktor Abakoemov vond dat echter een iets te boude bekentenis, en vroeg Rjoemin voorlopig even op te houden met zijn sadistische gefolter. Ettinger overleed kort daarna aan een ‘hartstilstand’. Iedereen wist wat dat betekende.

Voor Rjoemin was dit een gevaarlijke situatie. Een reprimande overleefde je, in de slangenkuil van de MGB, zelden. Er waren twee uitwegen: de afgang, of de aanval. Hij koos het laatste. In 1951 liet hij een brief bij Stalin bezorgen, waarin hij zijn meerdere Abakoemov beschuldigde van pro-Joodse sympathieën. Ook schreef hij dat Abakoemov dokter Ettinger bewust had gedood, opdat het joodse dokterscomplot waar hij – als leider van de MGB (!) – zelf deel aan nam, verborgen zou blijven. Rjoemin vroeg om snelle actie.

 

´De een na de ander sterft!’

Zoals gezegd: complotten ontstaan uit een willekeurige en fantasierijke omgang met de feiten. Tegelijkertijd zijn complotten niet alleen gemaakt voor en door warhoofden. Stalin was zich aan het begin van de jaren vijftig bewust van zijn eigen eindigheid, en hij voorzag problemen in de opvolging. Zijn mogelijke kroonprins Zjdanov was in 1948 in Moskou overleden aan een hartinfarct. Over de doodsoorzaak was bij de MGB enige beroering ontstaan, omdat een relatief onbelangrijke cardioloog hen had gemeld dat de dikke, ongezonde drinker niet de juiste behandeling had gekregen. Stalin wist ervan, maar had nog geen actie ondernomen.

            Tot in 1951. Rjoemins suggestie dat er een complot was van joodse artsen die hooggeplaatste leiders ombrachten klonk Stalin zeer plausibel in de oren. Zjdanov had, zo herinnerde Stalin zich immers nog, een verkeerde behandeling gekregen. Een jaar later was de Bulgaarse communist Georgi Dimitrov ook in Moskou overleden. In 1952 uitte Stalin zijn vermoedens tegen een lijfwacht, nadat de Mongoolse dictator Tsjojbalsan heel plots was overleden – ook in Moskou: ‘De een na de ander sterft, Sjtsjerbakov, Zjdanov, Dimitrov, Tsjojbalsan…allemaal zo vlug achter elkaar! We moeten de oude artsen vervangen door nieuwe […] we staan erop dat we ze als saboteurs arresteren!’

Nu hield Stalin sowieso al niet van artsen. Het was het soort mensen dat hem durfde te zeggen dat hij rust moest nemen, of eens wat ander voedsel tot zich moest nemen. Ook het idee van zijn eigen aftakeling of zelfs de nakende eindigheid sprak hem niet aan. Toen zijn eigen lijfarts, Vladimir Vinogradov, hem de suggestie deed om na te denken over een pensioen, ontstak hij in blinde, hysterische woede. Hij zou het hem betaald zetten en zo prijkte in januari 1953 de naam van de (overigens niet-joodse) Vinogradov op de lijst van de ‘moordenaars in witte jassen’ en ‘reptielen’ in het explosieve artikel in Pravda.

De grote afrekening

De val van lijfarts Vinogradov geeft een illustratie van wat Stalin eigenlijk beoogde met het dokterscomplot. Er zat namelijk veel meer achter dan alleen een provocatie, gebaseerd op een eeuwenoud, sluimerend sentiment in de Russische samenleving. Uit meerdere bronnen is gebleken dat Stalin aan het begin van de jaren vijftig terugverlangde naar de tijd van de Grote Terreur en de zuiveringen van de jaren dertig. Hij wilde schoon schip maken in de slangenkuil van de MGB, maar ook korte metten maken met zijn tegenstanders in de hoogste kringen van het Kremlin. Hij verzamelde materiaal om Lavrenti Beria ten val te brengen, en ook andere Kremlin-leiders zoals Georgi Malenkov en Anastas Mikojan, wachtte vroeger of later een vermorzeling. Voor die complexe operatie gebruikte hij de rabiaat antisemitische Rjoemin, de tot generaal gepromoveerde domme beul van de MGB, die hij laatdunkend ‘de Dwerg’ of ‘het Opdondertje’ noemde. Rjoemin kreeg bevel te ‘slaan, slaan en nog eens te slaan’, en alle mogelijke complotten uit de gevangenen in Loebjanka te wringen: Amerikaanse spionage, zionistische netwerken, samenzweringen aan het Kremlin, moordplannen van artsen en wat hem nog later te binnen zou schieten. Rjoemin begreep misschien niet helemaal waarvoor hij gebruikt werd, maar hij kweet zich van zijn taak. Tegen een van de joodse artsen schreeuwde hij met een stem vol haat: ‘Je gedraagt je als een hoer! Je ben een onwaardige spion, een terrorist! We zullen je met een gloeiend heet strijkijzer folteren. We hebben hier alle benodigdheden…’

Waarheid of rechtvaardigheid telden niet. Veel van de artsen in de Loebjanka-gevangenis waren helemaal niet joods, maar werden wel in die hoedanigheid ondervraagd, gefolterd en gestraft. Van de artsen die Zjdanov in 1948 in Moskou hadden behandeld, had er zelfs geen één een joodse achtergrond. Bij het aantreden van een nieuwe MGB-baas legde Stalin uit hoe het werkte: ‘We kunnen zelf bepalen wat waar is en wat niet waar is.’

Dit was de bedoeling van het dokterscomplot: chaos creëren, en een voortdurende staat van wantrouwen, maar dan toch zelf de regie houden. Van Lenin had Stalin geleerd dat je, om de macht te behouden, niet naar vrienden maar naar vijanden moet zoeken. De keuze om hiervoor joodse artsen te gebruiken had zeer zeker te maken met Stalins eigen antipathieën, paranoïde waanbeelden en persoonlijke obsessies, maar het was tegelijkertijd ook een keuze die goed resoneerde met goedkope sentimenten in de samenleving, zoals antisemitisme en de angst voor de dokter.

Stalin stierf in maart 1953, twee maanden na de publicatie in Pravda. In de opvolgersstrijd was er niemand die dit gekke dokterscomplot verder wilde uitwerken, en de nog levende artsen gingen vrijuit. Rjoemin, het sadistische ‘Opdondertje’, werd geëxecuteerd in 1954.

Het is de vraag wat Stalins vervolgstappen waren geweest. Sommige historici menen dat hij met het dokterscomplot de bevolking klaar wilde stomen voor de grote gewelddadige confrontatie met de Verenigde Staten. Dat is niet vast te stellen. Door Stalins dood was in ieder geval een nieuwe golf van (Grote) Terreur afgewend. De geschiedenis van het dokterscomplot leert ons echter niet alleen iets over de laatste dagen van Stalins schrikbewind, maar ook over de kracht van complotten en totalitair leiderschap, en hoe die elkaar versterken, de angst een gezicht geven, en het wantrouwen mobiliseren.

 

Dit artikel verscheen in Historisch Nieuwsblad, augustus 2021.