03 Sep De lange adem van Ivo Andrić
Schrijver en Nobelprijswinnaar Ivo Andrić was misschien al vergeten als niet anderhalf decennium na zijn dood in zijn thuisland Joegoslavië de oorlog uitbrak. Serviërs, Kroaten en Bosniërs vochten om gebieden, maar ook een culturele erfenis. Andrić en zijn oeuvre groeiden uit tot de twistappel van de literaire boedelscheiding. In een nieuwe biografie beschrijft en analyseert de Duitse journalist Michael Martens leven en nachleben van deze ongrijpbare schrijver en diplomaat.
De brug over de Drina is de bekendste roman over de ingewikkelde geschiedenis van Bosnië en een klassieker voor elke reiziger en onderzoeker in voormalig Joegoslavië. Het is een panoramisch werk over het stadje Višegrad en de brug, die culturen en beschavingen verbindt tijdens eeuwen van Osmaanse en Oostenrijkse overheersing. De brug over de Drina is een lang uitgesponnen verhaal, vaak ook taai en traag, met veel personages. Dit is waarschijnlijk de reden waarom de meeste lezers niet veel verder komen dan de titel, waardoor Andrić’ magnum opus eenzelfde lot treft als Robert Musils De man zonder eigenschappen of Marcel Prousts Op zoek naar de verloren tijd. Drie boeken die vooral bekend zijn geworden vanwege de metafoor, niet vanwege het verhaal.
De brug
Wat betreft Andrić is dat die brug, die altijd weer terugkomt, de eeuwige brugmetafoor. Met het uiteenvallen van Joegoslavië in de jaren negentig grepen journalisten, lezers, politici, daders en slachtoffers allemaal terug op het thema van de brug – soms tot vervelens toe. Joegoslavië, specifieker Bosnië en Herzegovina, vormde zogezegd de ‘brug’ tussen Oost en West, tussen Islam en Christendom, tussen Europa en Azië. Iedereen zag er echter wat anders in, en zo werd Andrić’ oeuvre een soort Joegoslavische rorschachtest. Westerse Geert Mak-achtige intellectuelen zagen in De brug over de Drina een grootmoedig, humanistisch boek over het overbruggen van culturen en tegenstellingen. Oorlogsmisdadigers zoals de Bosnisch-Servische premier Radovan Karadžić zagen in de romans van Andrić juist het ‘bewijs’ dat Bosnië een land was van onoverbrugbare etnische haat.
In de biografie Im Brand der Welten: Ivo Andrić. Ein europäisches Leben haalt Michael Martens de schrijver uit dit benauwende metaforenspel en plaatst hem in een historische context. Het compacte, mooi geschreven boek geeft een goed beeld van het leven van Andrić , en hoe hij zichzelf positioneerde in de turbulente geschiedenis van de twintigste eeuw.
Martens voert Andrić overal verbatim op, in cursief. Ik kende deze vorm uit Rüdiger Safranski’s biografie van Goethe uit 2014. Het verschil met Safranski is echter dat die Goethe’s woorden enkel uit de autobiografie Dichtung und Wahrheit haalt, waarin de Grote Duitse Dichter nog wel eens aan het fabuleren slaat. Dat levert een interessante spanning op bij het lezen van de biografie.
In Martens’ biografie wordt het echter geenszins duidelijk waar hij al die citaten vandaan plukt: Dagboekaantekeningen? Brieven? Essays? Toespraken? Woorden die Andrić zijn literaire personages in de mond legt? Zeker voor het levensverhaal van iemand die nadien zo controversieel is geworden (en dat nog steeds is), was het prettig geweest om de lezer de kans te bieden de bronnen te checken. De voetnoten worden, kortom, node gemist. Hier maakt Martens een ergerlijke en onvergeeflijke fout.
Wat kan ons Višegrad schelen?
Andrić was een klassieke, conventionele schrijver, maar hij schreef zeker niet voor iedereen. De beruchte criticus Marcel Reich-Ranicki schreef in 1960 een vernietigende recensie van de Duitse vertaling van De brug over de Drina: ‘Omdat zich op deze brug, als op een marktplaats, het dagelijkse leven afspeelt in de aan de Bosnisch-Servische grens gelezen stad Višegrad, ontvouwt zich in deze kroniek de geschiedenis van de stad. Nouja, goed, maar wat kan ons Višegrad schelen [mijn cursief]?’ Veel lezers zullen deze vraag ook gesteld hebben. Het is waar: als je op zoek bent naar avonturen of spannende intriges, of naar een kant-en-klaar antwoord op de problemen van Bosnië, dan valt De brug over de Drina vies tegen. Wat moet een lezer met al die minutieus beschreven details, die beschrijvingen van het leven op straat in een onbeduidend stadje in de Bosnische periferie? Ook in Bosnië vroegen critici zich af of Andrić’ couleur locale niet wat te specifiek en exotisch was. De dichter Jovan Dučić zei tegen de nog jonge Andrić: ‘U bent een getalenteerde jonge schrijver, maar laat nu eens in hemelsnaam die [Turkse] Effendi’s en monniken achterwege, en keert u terug naar Europa – dat is de werkelijke wereld’.
Martens geeft Dučić achteraf ongelijk: ‘Gelukkig heeft Andrićdit advies niet ter harte genomen. Had hij dat gedaan, dan was zijn werk buiten het Servische taalgebied waarschijnlijk net zo bekend geworden als dat van Dučić, oftewel, helemaal niet.’ De literaire kwaliteit van Andrić zit inderdaad juist in de beschrijvingen van zijn geboortestreek, en de daar aanwezige oosters-westers gemengde Bosnische dorpen en stadjes. Het is de kracht van zijn werk, maar je moet er wel geduld voor hebben. Wie bereid is wat tempo terug te nemen en stap voor stap door de geschiedenis van de Balkan, van Bosnië, van de volkeren, de bergen en de rivieren te gaan, die zal Andrić op waarde kunnen schatten. Hij was de zanger van de trage tijd, die Bosnië en heel Joegoslavië tekende.
Hoewel hij schrijft over geschiedenissen van perifere bergstadjes, toont Martens biografie aan dat Andrić zelf een mondain ‘Europees leven’ leefde. Die Osmaanse Effendi’s en stugge boeren in de negorij van de Bosnische bergen leefden in Andrić’ hoofd, niet in zijn omgeving. Als Bosnische student was hij kennissen met Gavrilo Princip, die de Oostenrijkse troonopvolger doodschoot in 1914. Om die reden verbleef Andrić tijdens de Eerste Wereldoorlog enige tijd in de gevangenis. Daarmee eindigde zijn Bosnische bestaan, want na de oorlog zou hij zijn levenspad vervolgen in Krakau, New York, Rome, Boekarest, Triëst, Graz, Marseille en Parijs, meestal werkzaam op belangrijke posten in de diplomatieke dienst. Zijn carrière als diplomaat was ongekend succesvol, en hij schopte het in de jaren dertig tot topambtenaar op de ambassade in Berlijn. Als keurige en ongrijpbare diplomaat kon hij zich handhaven in de slangenkuil van de hoofdstad van het Derde Rijk, waar de nazi’s joden vervolgden en een oorlog voorbereidden. Andrić ontmoette Adolf Hitler, sloot namens Joegoslavië wapenafspraken met Hermann Göring en stond in contact met politiek problematische intellectuelen, zoals de nationaalsocialistische jurist Carl Schmitt en de conservatief-rechtse schrijver Ernst Jünger.
Toen in 1945 in Joegoslavië de communistische partizanen de macht opeisten, werd hem dit lichtbruine verleden niet heel zwaar aangerekend. Dat had best gekund, want de nieuwe leider Josip Broz Tito liet zonder pardon talloze collaborateurs, verraders en fascisten executeren, alsmede vertegenwoordigers van de Joegoslavische bourgeoisie van het interbellum, of mensen die hij niet graag mocht. Andrić begreep dat de nieuwe regering een andere toon van hem verlangde, en daarom veranderde hij van een burgerlijke, ietwat conservatieve schrijver in ‘Kameraad Ivo’ – de propagandist. Vlijtig schreef hij voortaan lofzangen op het proletariaat. Des te merkwaardiger was hetdat hij zich vervolgens ook staande wist te houden na de split tussen Tito en Stalin van 1948, en ook later, toen allerlei Joegoslavische schrijvers en dissidenten vanwege onwelgevallige meningen en verhalen in de gevangenissen eindigen. Andrić had een talent voor een soort zichtbare onzichtbaarheid. Hij ontmoette Princip, Hitler, Göring, Stalin en Tito en was herkenbaar op het toneel van de duizelingwekkende wereldgeschiedenis in dit deel van Europa. Tegelijkertijd bleef hij altijd buiten schot.
Hij wilde alleen maar schrijven
Dat imposante ‘Europese leven’ was hem echter minder lief dan dat van zijn nachten op de eenzame zolderkamer. ’s Nachts schreef hij, inderdaad, over de Osmaanse Effendi’s, over de bruggen in Bosnië, over de bergen, de rivieren, de trage ontwikkelingen, de haat en het onderlinge wantrouwen, de liefde en de religie in zijn geboortestreek. Martens toont in deze biografie hoe Andrić zijn turbulente diplomatieke leven ondergeschikt maakte aan het schrijven. Hij wilde zich niet mengen in wat voor conflict dan ook, en hij stak nooit een vinger uit om de geschiedenis de goede richting in te sturen. Andrić wilde alleen maar schrijven. Dat verklaart ook waarom hij tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn beste werken schreef: hij had er simpelweg de tijd en het geld voor. Terwijl buiten de bommen neerdaalden op Belgrado, zat Andrić als een monnik te schrijven aan drie romans die direct na de oorlog uitkwamen, toen de drukpersen weer konden draaien. Een van die drie romans was De brug over de Drina.
Na de oorlog kwam zijn schrijversleven op de eerste plaats, ten koste van het diplomatieke bestaan. Hij reisde minder en schreef meer. Zijn romans werden in een paar dozijn landen vertaald, en in 1961 kreeg hij de Nobelprijs voor de Literatuur voor zijn hele oeuvre. In 1975 overleed hij, rijk en beroemd, in Joegoslavië. De laatste jaren van zijn leven had hij doorgebracht in zijn villa aan de Montenegrijnse kust en in een centraal gelegen appartement in Belgrado. Hij dineerde in dure restaurants, wandelde door de stad, en schreef thuis sombere verhalen over Bosnië. In een gebied waar massamoord, verdrijving, dictatuur en vernietiging de landen en de bevolking hadden getekend en getraumatiseerd, eindigde Andrić een leven gekenmerkt door comfort.
Controverse
De grootste controverse rondom Andrić kwam na zijn dood. Joegoslavië viel aan het einde van de twintigste eeuw uit elkaar, en dat leidde niet alleen tot etnische zuiveringen, deportaties, genocide en vluchtelingenstromen, maar ook tot een etnische strijd om het oeuvre van de Nobelprijswinnaar. Kroaten claimden Andrić als hún schrijver, want hij was immers in het Oostenrijks-Hongaarse Rijk gedoopt als katholiek. De Serviërs eisten Andrić op, want hij leefde het grootste deel van zijn latere leven in Belgrado, en hij schreef zijn boeken destijds in de ekavische (Servische) variant van het Servokroatisch. Bosniërs, daarentegen vonden weer dat Andrić hún schrijver was, omdat hij immers in Bosnië was geboren en bijna al zijn boeken over Bosnië gingen. Tegelijkertijd keerden de Bosnische Moslims zich weer van hem af, omdat Andrić in zijn romans doorgaans een zeer negatief beeld schetst van de Osmaanse cultuur en de islamitische bevolking. Andrić werd de politiek-culturele twistappel van de gewelddadige desintegratie van Joegoslavië. Het is misschien daarom al interessant dat de totstandkoming van deze eerste grote biografie van Andrić is gefinancierd met geld uit het ‘Stabiliteitspact’ van het Oostenrijkse ministerie van Buitenlandse Zaken.
Wie heeft er gelijk? Lastig te zeggen. Goedbeschouwd is het namelijk onmogelijk om Andrić vast te pinnen in één van de navolgersstaten. Hij leefde en woonde in Joegoslavië, in het buitenland representeerde hij Joegoslavië, en ook naar eigen zeggen voelde hij zich verbonden met Joegoslavië. Andrić zou het uiteenvallen van het land, zeventien jaar na zijn dood, zeker hebben betreurd. Toch kun je Andrić en zijn oeuvre ook weer niet los zien van de oorlogen van de jaren negentig, of het nu gaat om de ‘Servische’, ‘Kroatische’ of ‘Bosnische’ Andrić. Zijn beschrijvingen van de verdeeldheid in Bosnië resoneren met het fatalistische (zelf)beeld van deze Balkanlanden die nu worstelen met hun identiteit, politieke systemen en economische onzekerheid. Andrić’ eindeloze politieke afzijdigheid en stilte laten ook veel ruimte voor speculatie. Tijdens zijn kameleontische bestaan – van Joegoslavisch nationalist tot titoïstische socialist, van dichter tot diplomaat – heeft Andrić nooit zijn stem gebruikt om mensen te redden die in nood waren. Zijn productieve isolement tijdens de Tweede Wereldoorlog is jaloersmakend voor iedere schrijver, maar ook een beetje beschamend. Hij maakte zichzelf op cruciale momenten onzichtbaar en trok zich terug uit, inderdaad, de Brand der Welten. Het feit dat de Servisch-nationalistische filmregisseur Emir Kusturica vrij recentelijk een stupide Disneyland-achtig ‘Andrić-dorp’ heeft gebouwd in de republiek Srpska in Bosnië – dit alles om Andrić in te kapselen in het Servische narratief – zou je kunnen beschouwen als een postume straf voor het gebrek aan engagement tijdens zijn werkzame leven.
Het is te hopen dat reizigers in Bosnië niet naar dat Andrić-park gaan en toch gewoon de trage tijd vinden en de romans van Andrić ter hand nemen. Eventueel is daar dan nu ook Im Brand der Welten. De biografie toont aan dat Andrić’ leven en werk veel meer zeggingskracht hebben dan alle valse eer en smaad die deze grote schrijver in de laatste twee decennia ten deel zijn gevallen.
Deze recensie verscheen in augustus 2020 in de Nederlandse Boekengids.