Linkse Indoctrinatie

Een paar jaar geleden keek ik met verbazing naar zo’n rondetafelgesprek van Pauw & Witteman. Yernaz Ramautarsing, student politicologie aan de Universiteit van Amsterdam, voelde zich naar eigen zeggen geïntimideerd en geïndoctrineerd door zijn docenten. Hij vond dat hij buitenproportioneel veel ‘les’ kreeg over linkse denkers en de ‘leraren’ hadden schijnbaar allemaal een hekel aan het kapitalisme. Tot zijn ergernis kreeg hij geen college over zijn favoriete schrijfster Ayn Rand. Opmerkingen van andere gasten, onder andere van Freek de Jonge, veegde hij van tafel met een subjectief argument: ‘Ja maar jij zit niet bij mij op school.’

Toegegeven, het was pedant, maar ik dacht: studenten die spreken over ‘les’, ‘leraren’ en ‘school’ weten niet wat een universiteit is. Mijn tweede gedachte was: Als je thuis Ayn Rand en andere ‘rechtse’ schrijvers kunt lezen en daar tijdens colleges over kunt spreken met de docent is de term ‘indoctrinatie’ zwaar overdreven. Ik vermoedde dan ook dat deze Ramautarsing snel uit beeld zou verdwijnen. Aan tafel bij Pauw is veel ruimte voor warrige onzin, maar er zijn grenzen.

Helaas is Ramautarsing jaren later nog steeds in beeld, en hij heeft ook zijn mening niet veranderd. Nu hij raadslid kan worden in Amsterdam lijkt het me toch nodig om even stil te staan bij zijn strijd tegen ‘linkse indoctrinatie’ in het onderwijs.

Laat ik vooropstellen dat ik hem wel enigszins begrijp – al betekent dat niet dat ik het met hem eens ben. Aan het begin van de eenentwintigste eeuw bezocht ik als student de colleges van een professor in de Oost-Europese geschiedenis die tijdens de Praagse Lente in 1968 was gevlucht uit Tsjechoslowakije. Om begrijpelijke redenen had hij een enorme hekel aan communisten, marxisten, linkse fellow-travellers en, zo vermoedden wij, ook aan Russen in het algemeen. Alles ter linkerzijde van de VVD vond hij verwerpelijk. Deze mening stak hij niet onder stoelen en banken, en wij – linkse studenten – stoorden ons daaraan. Er waren ook linkse professoren, best veel inderdaad, maar ook met hen waren we het oneens. Verder hield één van onze professoren een warm pleidooi voor Pim Fortuyn. Hij is nu lijstduwer van het Forum voor Democratie.

Het was een zeer politieke tijd, maar welke tijd is dat niet? We zagen in de universiteitskantine op een televisie hoe het Word Trade Center brandend ten onder ging en niet lang daarna werd Pim Fortuyn vermoord. Mijn medestudenten en ik waren veel in discussie en alle thema’s passeerden de revue: de Islam, het populisme, het referendum over de Europese Grondwet, de oorlog in Irak. We scherpten onze meningen aan die van de docenten, maar vooral aan die van elkaar. We distantieerden ons van de Internationale Socialisten die altijd voor de ingang stonden te flyeren en te blèren, maar moesten ook niets hebben van JOVD’ers.

Onderwijs: Wie indoctrinatie ziet, wil zelf indoctrineren

Een écht gepolitiseerde universiteit leerde ik echter pas goed kennen toen ik in 2004-2005 studeerde aan de Filosofische faculteit van Belgrado, in Servië. Ik bezocht colleges van een socioloog die nog Titoïst was – één van de laatste Joegoslavische marxisten. Die colleges gaf hij samen met zijn assistent, een moderne ‘rechtse’ liberaal. De assistent begeleidde de discussies waarin studenten soms luidkeels tegen elkaar schreeuwden. De professor droeg zijn Marxistische steentje bij en de assistent ging daar dan weer tegenin. Studenten respecteerden de professor, maar bekritiseerden hem ook. In andere colleges, bij de opleiding geschiedenis, werd ik vergast op nationalisme en revisionisme. In de lift hingen stickers van Ratko Mladic, maar er waren ook anarchistentekens overheen gekalkt. Sommige docenten lagen met elkaar in de clinch om ideologische en ideële geschillen. Dit was een universiteit op drift. Slobodan Milosevic was net een paar jaar daarvoor verdreven tijdens een ouderwetse revolutie. Servië wankelde, de economie bevond zich in zwaar weer en de mafia had vrij spel, maar in vergelijking met de jaren negentig was er vrijheid. Dat vierden de studenten en docenten met eindeloze meningsverschillen en tumultueuze discussies. Ik vond het geweldig: dit was onderwijs.

Terug in Nederland studeerde ik af. Toen ik na de uitreikingsceremonie het Academiegebouw verliet wierp ik nog een laatste blik op mijn cijferlijst. Geen één vak was me echt bijgebleven. Ik besefte dat mijn studie eigenlijk vooral een raamwerk had geboden; een geweldige educatieve ruimte. De echte ideeën en inspiratie had ik opgedaan in verhitte discussies in de faculteitskantines, tijdens nachtelijke lezinkjes op doorrookte zolderkamers en in gesprekken met docenten, niet tijdens de colleges, maar in de pauzes van de colleges, of erna. Waarom toen? Omdat ze dan vaak een meer persoonlijke mening gaven, die ik veel interessanter vond dan het algemene, ongevaarlijke en neutrale verhaal.

Deze herinnering aan mijn eigen studententijd deel ik omdat het voor mij een belangrijk referentiekader is geworden sinds ik zelf doceer. Eerst was ik vijf jaar verbonden aan een universiteit, nu aan een Hogeschool waar nota bene Ramautarsing ooit als student stond ingeschreven. Omdat ik dus vanuit mijn eigen ervaring weet dat de studenten niet in een mal kunnen worden gegoten, probeer ik mijn colleges zo te geven dat ik ze de kaders bied waarbinnen ze hun eigen wereldbeeld kunnen vormen. Dat betekent: mijn colleges bevatten niet de antwoorden op hun levensvragen maar kennis, die kan worden aangewend in discussie. Jaren geleden stuurde ik de studenten die deelnamen aan een onderzoekscollege over ‘Europese Identiteit en Constructie’ naar een openbare lezing van Thierry Baudet, die toen nog ‘gewoon’ opiniemaker was. Ter inspiratie. Zijn vonden het verfrissend en voor de rest van het semester moest ik eurosceptische argumenten aanhoren en (naar mijn mening) dwaze verhandelingen over ‘oikofobie’. De studenten waren niet meer gediend van mijn Europese ‘indoctrinatie’, net zoals ik ooit niet gediend was van de ‘rechtse’ praatjes van mijn professor uit Tsjechoslowakije. Toch bleven de bijeenkomsten boeiend; voor de Baudet-aanhangers, en voor mij, en ook voor iedereen die er passief bij zat.

Zeker in tijden van internet en fake-nieuws kun je als docent eigenlijk alleen maar hopen dat er iets blijft hangen van je colleges. Als ik soms achter de zalen in de kelder van onze Hogeschool door de gang loop zitten daar in het duister jongens (meestal jongens) te theoretiseren over Illuminati en andere bizarre poeha. De flarden gevaarlijke onzin stemmen ernstig, maar toch geloof ik dat het wel goed komt. Die jongens vormen zich een wereldbeeld – dat zouden er meer moeten doen. Net zoals Ramautarsing buiten zijn ‘schooltijd’ Ayn Rand kon lezen, zo kunnen mijn studenten ook thuis aan de gang gaan, of in de kelders een discussiegroepje oprichten. En ze doen het ook. Het curriculum van het zeer internationale studieprogramma waarvoor ik werk bevat een veelvoud aan ‘linkse’, ‘kosmopolitische’ en ‘multiculturele’ vakken, die echter niet konden voorkomen dat één van onze alumni later de medeoprichter werd van het neofascistische  clubje Wandervögel van Erkenbrand. Hij heeft al die vakken over multiculturalisme gewoon gevolgd, en gehaald.

Dit brengt me bij de pointe van mijn essay. Wie vreest dat studenten worden geïndoctrineerd, gaat ervan uit dat jonge mensen in deze tijden kunnen worden geïndoctrineerd, en daar kan ik alleen maar de conclusie aan verbinden dat hij die vreest zélf wil indoctrineren. Je kunt het proberen natuurlijk, en wat mij betreft mag het (zie mijn bovenstaande voorbeelden), maar dan moeten we de samenleving wel vrij houden. Onlangs vertelde een Turkse uitwisselingsstudent me dat het essay dat hij bij me had ingeleverd veel voor hem betekende, omdat hij een dergelijk essay in Turkije nooit zou kunnen inleveren vanwege de politieke stellingname. Nederland is goddank nog geen Turkije, of Servië onder Milosevic. Maar dat moeten we ook zo houden.

Studenten scherpen hun meningen vooral aan die van elkaar

Ik geef Ramautarsing gelijk dat het heel goed mogelijk is dat je vanwege je mening een lager cijfer krijgt, en dat is inderdaad onrechtvaardig. Maar in een open samenleving, zoals de Nederlandse op het moment nog is, bestaan nu eenmaal tegenstellingen, binnen en buiten de geesteswetenschappelijke faculteit. Wie denkt dat je bij een opleiding politicologie braaf en stilletjes in je collegebank moet zitten om dociel te luisteren naar de eindeloze en onwrikbare wijsheid van de professor heeft niet begrepen wat hoger onderwijs te bieden heeft aan individuele studenten, en aan een samenleving.

Terugkijkend op mijn eigen studietijd ben ik mijn docenten veel dank verschuldigd, de ‘linkse’ evenveel als de ‘rechtse’. Zonder hun meningen was ik misschien pas na mijn afstuderen begonnen met het vormen van beeld van de wereld.